Karel Van Iersel staat hier aan de huidenvetterij van zijn familie, net voor het bruggetje. De voorkant van het gebouw ligt aan wat toen de Comedieplaats heette – nu beter bekend als het Laarcenter. In de vetterij worden huiden uit slachthuizen in de buurt geschraapt, gelooid in grote kuipen en daarna uitgespoeld in de Nete.
Achter het gebouw, net voorbij het bruggetje, zie je nog een stukje van het wolwashuisje – dat staat er trouwens nog steeds!
Als Karel even niet hoeft mee te werken in de zaak, probeert hij zijn geluk aan de oever van de Nethe, waar hij rietvoorn probeert te vangen.
De familiezaak Van Iersel bestaat al sinds het begin van de 19e eeuw. Uiteindelijk komt die in handen van kleinzoon Karel, die dan zelf leerlooier wordt.